Mat'34 DE 27 (uit 1934)
Info over het treinstel:

Na de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918) had Nederland het economisch zwaar. Vanaf de jaren '20 begon de welvaart toe te nemen en kreeg het spoor steeds meer concurrentie van het opkomende wegverkeer. Na de Eerste Wereldoorlog reden de eerste bussen in Nederland, die fel concurreerden met de trams. Naast bussen waren personenauto's, fietsen en vrachtwagens in opkomst en wonnen ze steeds meer terrein van het spoor. Veel tram- en treinbedrijven zochten oplossingen om de exploitatie goedkoper uit te voeren om zo te kunnen concurreren. Veel stoomlocomotieven werden vervangen door goedkopere benzine-, diesel- of elektrische treinen of trams. Een stoomlocomotief moet uren van tevoren al worden opgestookt voordat de machine kan worden ingezet. Naast kolen en water kost dit ook veel loon voor het personeel. Ook waren voor een stoomloc altijd een machinist en een stoker nodig; op nieuwer materieel is een stoker niet meer nodig en het nieuwe materieel kan zo worden opgestart als ze nodig zijn. Naast nieuwe locomotieven en treinstellen werden voor lokaalspoorlijnen nieuwe motorwagens gebouwd. Het nieuwe materieel is ook goedkoper in onderhoud. Na de oprichting van het samenwerkingsverband Nederlandsche Spoorwegen, in 1917, werkte NS hard om de dure stoomlocomotieven te vervangen.

Tijdens de beurscrash van oktober 1929 stortten plotseling de aandelenkoersen op de beurs van Wall Street (New York) in. Dit leidde tot de Great Depression. Dit kwam door de overproductie van Amerikaanse boeren, veroorzaakt door overproductie van de industrie door mechanisering en dat de export naar Europa sterk terugliep. Vanaf 1933 voerde Amerika de New Deal in, waardoor het uit de crisis kroop. Door de toenemende welvaart kwamen gestroomlijnde modellen erg in de mode. Die rage waaide ook over naar Europa. Ook werd diesel steeds populairder; diesel werd een synoniem van modern, snel en vooruitstrevend. Veel producten kregen diesel in de naam: dieselwaspoeder, dieselmargarine of dieselstofzuigers. Een gevolg van de verbeterende welvaart was dat steeds meer mensen een eigen auto konden betalen. Hierdoor namen de reizigersaantallen af. De Rijtuig- en Wagenbouw van de Nederlandsche Spoorwegen ontwierp nieuwe dieseltreinen met een gestroomlijnde vorm en gaf ze een futuristische lichtgrijze kleur (in plaats van olijfgroen) en rode biezen. NS bestelde veertig van deze moderne dieseltreinen bij Allan in Rotterdam, Beijnes in Haarlem en Werkspoor. In 1934 introduceerden de Nederlandsche Spoorwegen de eerste (diesel)treinstellen van Nederland. Dit materieel kreeg de naam DE3 of Materieel '34. De treinen kregen de nummers 11 t/m 50 en hadden 112 zitplaatsen derde klasse en 48 in de tweede klasse. Naast de gestroomlijnde voorkant waren de treinstellen ook voorzien van buitenvouwbalgen bij de rijtuigovergangen en schortplaten aan de onderkant van de trein. Door het gestroomlijnde ontwerp hadden de treinstellen minder luchtweerstand, waardoor ze sneller waren en minder diesel verbruikten. De hypermoderne treinstellen waren een sensatie tussen de oude stoomlocomotieven en moesten beter gaan concurreren met de opkomende concurrentie van de auto's.

De treinstellen waren revolutionair door de vele nieuwe technieken die in de treinen zaten, zoals: schuifdeuren in plaats van portieren, verlaagde instapbalkons, stalen buismeubelen, zitplaatsen voorzien van veermatras in plaats van houten banken, aluminium bagagerekken, schuiframen voor extra ventilatie, een nieuw verwarmingssysteem, automatische scharfenbergkoppelingen, schijfremmen in plaats van blokremmen, apparatenkasten die elektro-pneumatisch zijn gestuurd en de treinstellen zijn geheel elektrisch gelast in plaats van geklonken. Met het nieuwe verwarmingssysteem werd de lucht verwarmd door luchtverhitters die in het koelwatersysteem verwerkt zaten. Door de scharfenbergkoppelingen konden de treinstellen snel worden aan- en afgekoppeld en in treinschakeling rijden met twee of meer treinstellen. Door de scharfenbergkoppelingen konden de DE3-treinstellen later ook samenrijden met de dieselvijf-treinstellen. De nieuwe schijfremmen waren veiliger dan de blokremmen. De schijfremmen werkten soms echter zo goed dat de wielen tijdens een remming blokkeerden en over het spoor schoven. De serie Mat'34 beschikte ook over moderne elektrische apparatenkasten die onder de trein waren geplaatst. Als een onderdeel defect was, kon de gehele unit uit worden genomen en vervangen door een andere unit. Alle units zijn elektro-pneumatisch gestuurd. De stroomkringen werden met behulp van hoogspanningsrelais, die weer aangestuurd werden door een laagspanningsstuurstroomcircuit, via weerstanden gemaakt of verbroken om de treinstellen sneller te laten rijden. De treinstellen zijn elektrisch gelast waardoor ze relatief licht zijn, doordat klinknagels niet meer nodig waren. De treinen waren ook erg comfortabel, ook in de derde klasse.

De eerste hypermoderne DE3 reed haar eerste proefrit op 9 maart 1934 van Utrecht naar Arnhem. Iedereen was heel enthousiast over het treinstel en de trein kreeg de bijnaam 'Vliegende Hollander', vernoemd naar het twee jaar eerder in Duitsland gebouwde treinstel 'Fliegende Hamburger'. De DE3-treinstellen hadden een maximumsnelheid van 140 km/u. In het begin was de baanvaksnelheid maximaal 100 km/u in Nederland. De eerste jaren van hun inzet werden de treinstellen ingezet op het ongeëlektrificeerde Middennet, dat bestond uit de spoorlijnen vanuit Den Haag, Rotterdam en Amsterdam, via Utrecht naar Arnhem en Eindhoven. De treinen waren erg geschikt voor de snellere diensten, doordat ze sneller waren dan stoomtreinen. Dat NS in één keer 40 treinstellen van deze serie met extreem veel nieuwe technieken had besteld, gaf ook risico's. Hoewel de treinstellen de hemel in werden geprezen, gaven de Maybach-motoren van de treinstellen de eerste weken al problemen en moesten ze extra geïnspecteerd worden.

In 1935 werden de eerste elektrische treinstellen ontworpen, de Mat'35. De Mat'35 was als het ware een elektrische versie van de dieseltreinstellen Mat'34 en beschikte over alle nieuwe technieken die ook in de DE3 waren toegepast. De serie Mat'35 bestond slechts uit acht tweedelige treinstellen. De acht Mat'35-treinstellen reden op de lijn Rotterdam - Hoek van Holland. Het energiegebruik van de nieuwe treinstellen bleek per nuttige vierkante meter vloeroppervlak maar liefst 40% lager dan bij de oudere elektrische serie Mat'24. Bij de Blokkendozen waren de stroomkosten de helft van de exploitatiekosten. De Nederlandsche Spoorwegen onderzochten de optie om het Middennet, waar de nieuwe DE3-dieseltreinstellen reden, te elektrificeren. Door goede onderhandelingen met de energiemaatschappijen wist NS de stroomprijs te halveren van 3,2 kilowattuur naar 1,6 kilowattuur, met de belofte dat het Middennet geëlektrificeerd zou worden. Door de zuinigere treinstellen en de goedkopere energieprijs werd dit nu economisch verantwoord.

In mei 1936 begon de elektrificatie van het Middennet, dat bestond uit de spoorlijnen vanuit Den Haag, Rotterdam en Amsterdam, via Utrecht naar Arnhem en Eindhoven. In twee jaar tijd werden de trajecten, met een totale lengte van 276 kilometer, doormiddel van 660 kilometer bovenleiding geëlektriseerd en werd de maximale snelheid van het spoor verhoogd van 100 km/u naar 125 km/u. De nieuwe treinstellen van NS konden deze nieuwe hogere snelheid bereiken. Voor de elektrificatie van het Middennet waren een aantal trajecten, met een gezamenlijke lengte van 235 kilometer, in de Randstad geëlektriseerd. Hiervoor is het spoor voorzien van 567 kilometer bovenleiding. Hetzelfde jaar dat de elektrificatie van het Middennet begon, gaf NS de fabrikanten Allan in Rotterdam, Beijnes in Haarlem en Werkspoor in Utrecht de opdracht voor de bouw van nieuwe treinstellen van de serie Mat'36. De Mat'36 kreeg enkele verbeteringen ten opzichte van de Mat'35. Zo waren de Mat'36-treinstellen voorzien van schuifdeuren in plaats van klapdeuren. De Mat'36 bestond uit 53 tweedelige treinstellen en 37 driedelige treinstellen. De serie Mat'36 bestond hiermee uit 217 rijtuigen en was de grootste materieelbestelling van NS. De driedelige Mat'36-treinstellen waren zelfs voorzien van een kleine keuken. De 90 treinstellen werden tussen juni 1937 en mei 1938 gebouwd. De treinstellen werden, net als de Mat'35-treinstellen, geheel olijfgroen met rode biezen en een zilver dak geleverd. Door de scharfenbergkoppelingen konden de Mat'36-treinstellen samenrijden met de serie Mat'35 en de latere series Mat'40, Mat'46, Mat'54 en Mat'57. Na de test-, toelatings- en opleidingsritten werden alle 90 nieuwe Mat'36-treinstellen na hun bouw naar Maarn gebracht in afwachting van de elektrificatie van het Middennet.

Op 7 mei 1938 werd het geëlektrificeerde Middennet in dienst genomen en werden alle 90 Mat'36-treinstellen, die in Maarn stonden te wachten, tegelijk in dienst genomen. Na de elektrificatie werden de Mat'34-dieseltreinstellen ingezet tussen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam en de grote steden in het noorden, oosten en zuiden van het land. Op 15 mei 1938 werd een 'starre dienstregeling' ingevoerd die mogelijk gemaakt was door de elektrificatie en de nieuwe treinen. In deze dienstregeling reden treinen voor het eerst op vaste tijden en vertrokken ze ieder uur of half uur. De reistijden werden hierdoor flink verkort. De Nederlandse pers was erg enthousiast en NS werd geprezen om de hoge snelheid, goede kwaliteit van haar nieuwe treinstellen en de verkorte reistijd.

Tijdens de elektrificatie van het Middennet ontstond bij NS en PTT de behoefte om de post ook met deze moderne snelle treinen te vervoeren. NS bestelde zes gestroomlijnde postrijtuigen die achter de nieuwe treinstellen geplaatst konden worden. In 1938 werden de Pec-postrijtuigen in dienst gesteld. De rijtuigen werden gebouwd door Beijnes en Werkspoor en werden eigendom van de PTT. De postrijtuigen hadden dezelfde hypermoderne gestroomlijnde vorm en donkergroene kleur met rode biezen als de treinstellen. De postrijtuigen waren voorzien van een Scharfenbergkoppeling. Hiermee konden de rijtuigen aan alle trienstellen die tot in de jaren '60 gebouwd werden gekoppeld worden. De Mat'34-dieseltreinen hadden destijds een andere koppeling, waarvoor de Pec-rijtuigen een opzetstuk kregen. Om ruimte te maken voor het opklapbare opzetstuk bij de automatische Scharfenbergkoppeling werd een stuk van de gestroomlijnde voor- en achterkant van de rijtuigen platgemaakt.

De moderne zilverkleur van de DE3-treinstellen werd snel vies en NS koos in 1938 er voor om alle DE3-treinstellen, net als de elektrische treinstellen, olijfgroen te schilderen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakten veel treinstellen beschadigd of werden ze afgevoerd naar het oosten. Van de 40 treinstellen waren er na de oorlog en vele herstellingen nog 29 in gebruik. Tijdens het herstellen van het spoorwegennet werden veel spoorlijnen ook geëlektrificeerd. Hierdoor verdwenen de DE3-treinstellen naar de diesellijnen in de dunbevolktere gebieden. Nadat in 1954 de eerste Blauwe Engelen in dienst kwamen, werd begonnen om de Diesel-drieën ook blauw te maken. Niet alle treinstellen kregen de blauwe kleur en de overige treinstellen werden in hun groene kleur terzijde gesteld. Vanaf 1957 werden de eerste Diesel-drieën door NS afgevoerd. De laatste Mat'34-treinstellen reden op de nevenlijnen in het noorden toen deze in 1964 werden vervangen met de komst van de nieuwe Plan-U-treinen. De ooit zo hypermoderne treinstellen hebben 30 jaar dienst gedaan.

Nadat de laatste DE-3 terzijde werd gesteld, wilde het Spoorwegmuseum graag een treinstel bewaren. Er werd gekozen om de drie beste rijtuigen uit te zoeken en daar één treinstel van te vormen. Dit werden de kopbakken van de 163 en het middenrijtuig van de 157. De trein kreeg het oude nummer van het middenrijtuig, 27. De 27 werd geschilderd in de zilverkleur, zoals de eerste treinstellen in 1934 werden geleverd. Het dieseltreinstel werd in 1968 overgebracht naar het Spoorwegmuseum in Utrecht. De oudste dieseltrein is helaas niet inzetbaar. In Utrecht werd het treinstel buiten geplaatst, waar de weersinvloeden het treinstel geen goed deden. In 1989, het jaar dat er 150 jaar spoorwegen in Nederland bestonden, bood Maybach aan de motoren te reviseren zodat de trein weer rijvaardig zou worden. Hier is helaas niet voor gekozen. Na de vieringen van het 175-jarig bestaan van de spoorwegen in Nederland werd het treinstel in 2014 naar de museumloods in Blerick gebracht. Daar staat het treinstel nu nog steeds opgeborgen.

De NS DE 27 heeft vanwege haar cultuurhistorische waarde de hoogste A-status toegekend gekregen binnen het Nationaal Register Railerfgoed.

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
DE 27 tijdens de SpoorParade in Amersfoort ter gelegenheid van de viering van 175 Jaar Spoor in Nederland.
September 2014. © TreinenInNederland.nl
 
Het vooraanzicht van de DE 27 tijdens de SpoorParade in Amersfoort. © TreinenInNederland.nl
 
Plan-U 114 sleepte DE 27 van Goes naar Amersfoort. Een foto van de achterkant van het transport.
Houten Castellum, 21 mei 2012. © TreinenInNederland.nl
 

Op zondag 26 april 2009 is de DE 27 door de 2225 vanuit de NedTrain werkplaats in Tilburg weer teruggereden naar het Spoorwegmuseum in Utrecht. De DE 27 was in Tilburg voor een opknapbeurt. Bekijk hier onze aparte special over de terugreis van de DE 27.

De 2225 met de Diesel-III 27 bij de Mereveldseweg in Utrecht. © Fabian Jonas.

 
DE-I 41, DE-II 186 en DE-III 27 bij Utrecht Blauwkapel richting Amersfoort. 28 april 2007. © Rob van der Woude
 
De DE 27 naast de DE 41 in Wereld 4 in het Spoorwegmuseum. 16 december 2005. © TreinenInNederland.nl
 
De DE 27 staat in het Spoorwegmuseum. 27 mei 2005. © TreinenInNederland.nl
 
 
De DE 27 nog in het 'oude' Spoorwegmuseum. 17 april 2003. © TreinenInNederland.nl